Niet ingelogd - Inloggen
Bekijk geschiedenis

BRU-AGSB-Z-n1546K

Algemene gegevens

Analytische datum: 27-09-1780

Type: Juridisch advies van J.B. Robijn betreffende het tiendenconflict te Beselare tussen de pastoor van Beselare, en de abdij van Zonnebeke en markies van Beselare, tiendenheffers

Beschrijving: Juridisch advies van J.B. Robijn te Kortrijk, op de vraag wie het recht heeft om de novale tienden te innen op een stuk grond te Beselare, de pastoor van Beselare (die deze reeds heeft laten innen), of de abdij van Zonnebeke en de markies van Beselare, als tiendeheffers op het stuk land in kwestie: het antwoord luidt dat de novale tienden aan de pastoor toekomen.

Tekst

test

Casus Positie

in eenen Canton ofte houck thiende op de prochie van Becelaere, aldaer den heer Marquis ses schooven en D'abdije van sonnebeke drij schooven ten honderen ophaelen, heeft eenen gebruijcker t'voorleden Jaer in labeur en Culture gebracht eene partije gars ofte meersch. den thiendepachter van d'abdije die desen houck van dit Jaer in pachte heeft, is gegaen om dit nieuw gecultiveert land te verthienden te weten om drije schooven op te haelen Den heer Pastor van becelaere die voor portie- pastoreel oock thienden heeft (maer in elders gelegen Cantons) doet interdictie en belet den thiendenpachter der abdije daer thiende op te haelen Seggende dat de thiende van nieuwlijckx gecultiveerde Landen aen hem toecomt, ende dat niet alleenelijck voor drije Jaeren gelijck zommige seggen maer voor altijd, quia semel novale semper novale

Verte

test

Hier is noch te bemercken dat inden selven Canton als oock in aendere Cantons partijen zaijlanden sijn, die voor desen gars ofte bosch geweest hebben, en alwaer nochtans d'abdije van het beginsel af de drije schooven heeft opgehaelt sonder tegenseggen en naer de drije Jaeren de Volle thienden sulckx dat den heer pastor daer niet en heeft

De Vraege is aen wie het recht Van op dat nieuwgecultiveert land, die van te vooren gars ofte mersch was, toecomt, ofte aen d'abdije en vervolgens achter de drije eerste Jaeren oock aenden heer Marquis, ofte wel aen den heer Pastor alleen en voor altijd

Ghesien bij den onderSchreven geconsulteerden den voorenstaenden casus ende ghelet op de vraeghe daer uijt gedaen t'advis is dat de novaele thienden op eene bijzondere wijse bij het gemeijne recht toegeeijgent zijn aen de gonne die draegen het ziel-last (ghelijck de pastores) binnen den canton ofte prochie, om welcke reden de groote ofte weerelijcke thiendeheffers

naer rechte de novalen tegen Den pastor niet en connen pretenderen; ten waere dat sij ten dien effecte Souden wesen voorsien van eenen Specialen ende formelen titel, cap. cum continga[n?]t x. de decim. primit. et obationib[us] cap. Statuto. 5 nec pro. de decim. primit. et oblationib[us] in 6.° van espen de jur. ecclesiasti. universi. part. 2 tit. 33 cap. 6 n.° 15 m.r de hericourt dans son traité des Loix ecclesiast. part. 4 chap 1.er des dîmes n.° 7 mitsgaders dat de sorte van thiende bij casus gementioneert voor novaele te reputeren doet volgens de Sentimenten van den Selven van Espen Loco citato n.° 9 et Seqq. ende de hericourt oock ter geciteerde plaetse n.° 3 waer aen de jurisprudentie der tribunaelen van dit Land conforme is, houdende voor novale de meerschen ende bosschen de welcke tot zaijlanden gebracht worden ende van S'menschens geduncken geene decimabele vruchten gegheven en hebben, zijnde van aldies het gevolgh dat het recht van thiende op het nieuw gecultiveert Land bij casus geroert t'welcke voorgaendelijck gars ofte meersch was voor altijd toecomt aen den heer pastor ter exclusie van d'Abdije van Sonnebeke ende den heer Marquis van Becelaere dit niet tegen- staende ende onaengesien in den canton dies questie ghelijck oock in andere districten binnen de gemelde prochie van Becelaere de gheseijde Abdije heeft genoten de thienden der Landen de welcke van meersch ofte bosch in zaijlanden verkeert zijn geweest sonder tegensegh van den

test

heer pastor ofte van iemand, gereflecteert dat de prescriptie is steunende op de possessie, in sulcker vougen dat sij haer niet voorder als de selve poss- essie, de welcke sij voor fondement, heeft extenderen en can, ende consequentelijck maer cracht ende uijtwerckinghe en heeft in de Specie de welcke alhier getracteert wort bij opsicht tot de partijen ende items op de welcke d'Abdije ofte den weerelijcken thiendeheffer het recht van de novalen te percipieren gheexerceert heeft ghedeurende den tijd bij de wetten tot de prescriptie gerequireert in conformiteijt van het vulgair axioma in rechte gefondeert tantum praescriptum, quantum possessum, et non plus alle het welcke alhier te min aen twijffelachtigheijd scheijnt onderworpen te wesen ter causen de portie congrue van den pastor geenssints en bestaet in eene Somme van penningen bij middel van welcke hij soude connen gecenseert wesen aen het recht van thiende te hebben gerenonceert nemaer ter contrarie des selfs competentie t'eenemael in thienden bestaet, recours tot den voorseijden van Espen cap. cit. n.° 23 ende de autoriteijten aldaer bijgebraght

Aldus geadviseert tot Cortrijck den 27. [septem]bre 1780 J.B. Robijn

[honorairen thien Schellingen courant]