Niet ingelogd - Inloggen
Bekijk geschiedenis

BRU-AGSB-Z-R13(kap119)

Algemene gegevens

Analytische datum: 24-06-1356

Opmerkingen analytische datum: Callewaert(1),148, nr. 136: '24 Juin 1356'. // Sint-Jansdag valt op 24 juni.

Type: Verpachting door de abt van Zonnebeke van grond te Passendale aan Wouter Erckenboude en zijn zoon

Beschrijving: Ingelram, abt van Zonnebeke, en de abdij, laten weten dat Wouter Erkenboude en zijn zoon, Hannekijnen, het land dat Heindrick Erckenboude van de abdij hield (gelegen in de parochie Passendale), in erfpacht gekregen hebben, voor de duur van hun leven plus 1 jaar, en dit voor 10 schellingen parisis Vlaamse munt per jaar. Bijkomende voorwaarde is dat Wouter het land binnen de twee eerste jaren moet bedijken met dubbele dijken, en beplanten met dubbele hagen.

Opmerking: Callewaert(1), 148, nr. 136 vermeldt een kopie in Cartularium S, kap. 119.

Tekst

BRU-AGSB-Z-R13(kap119)

[Overgenomen uit Callewaert(1), pp. 148-149, nr. 136]

[p. 148] Wij Ingelram, bij der gratie van Gode abt van Sinnebeke, ende al ’t convent van der selver steide doen te wetene alle den ghonen die dese lettere sulle sien oft hooren lesen, dat omme het profijt van

[p. 149] ons ende van onser kercke, wij hebben ghegheven in loyaelen cheinse Wouter Erkenboude ende Hannekijnen sijnen kinde, alsoo lange als sij beide leven zullen ende een jaer daer naer, alle het landt dat Heindrick Erckenboude van ons hielt, alsoo lange als hij leefde, liggende binnen der prochie van Paesschendaele ende onder Rogere van Paesschendaele, ende dat is twee gemet landts luttel min oft meer, omme thien schellingen parisijs ’s jaers sulcker munte als mijn heere van Vlaenderen ontfangen sal van syne lyfneede, te geldene t’eeenen paeijmente ende dat de S. Baefsmisse, ende alsoo voort van jaere tot jaere ende van termijnen tot termijnen den tijt geduerende. In deser condicie dat Wouter dit voorseide landt binnen de eerste twee jaeren moet doen bedijken ende behaegen wel ende soffisantelick allomme endomme met dobbelen dycken ende met dobbelen haeghen. Ende waert oock soo dattet geviele dat ten einde van de cheinse geviele dattet houdt dat op dit voorseide landt stonde niet van ouden en waere te houwene, zoo en hadde niemand macht, van Wouters noch van Hannekyns voorseide naecommelingen, handt daer aen te slane; nemaer het moeste blijven met den gronde ende het ghone dat des grondts is. Ende omme dat wij willen dat dese dijngen goet vast ende bestaende blijven den tyt gedeurende, zoo hebben wij, Abt ende ’t convent voornoemt, dit gesegelt met onsen propren segele uithangende.

Ghegeven int jaer ons Heeren als men schreef 1356, S. Jans daege te midts-somers.