BRU-AGSB-Z-16
Algemene gegevens
Opmerkingen analytische datum: Callewaert(1), 28, nr. 23 vermeldt in een voetnoot bij de datering '1192': "Cette date ne se trouve pas à l'original; au Cartulaire S, elle se trouve à la fin de l'acte, écrite de la même main que tout le reste. La charte porte in dorso: anno 1192." // Thesaurus Diplomaticus: '1195-99-99-3 PREVENIER', '1193-99-99-9 PREVENIER' en '1192-99-99-2 CALLEWAERT'. // De datering werd overgenomen uit Callewaert(1).Type: Bekendmaking door de gravin van Vlaanderen en hertogin van Bourgondië betreffende het vervallen van bepaalde aanspraken op de tiende van Linsele, en dit ten voordele van de abdij van Zonnebeke
Beschrijving: Mathilde, hertogin van Bourgondië en gravin van Vlaanderen, maakt bekend dat Nicholaus de Lenhout, die tegenover de abdij van Zonnebeke de tiende te Linsele claimde, afstand heeft gedaan van alle rechten die hij op die tiende meende te kunnen doen gelden, ten voordele van de abdij.
Opmerking: Callewaert(1), 28, nr. 23 vermeldt een kopie in Cartularium S, kap. 62. // De Thesaurus Diplomaticus vermeldt dat de oorkonde vermeld wordt in PREVENIER W., éd. cit. // De Thesaurus Diplomaticus vermeldt een kopie in Brugge, Archief Grootseminarie, Fonds Zonnebeke, Cartularium S, f° 30 v° - 31 r°.
Tekst
[Overgenomen uit Callewaert(1), p. 28, nr. 23]
Ne momentanea rerum temporalium successione depereat quod in visu et auditu plurimorum ordinatum est sollempniter, Ego Regina Mathildis, ducissa Burgundie, et comitissa Flandrie, notum fieri volo presentibus et posteris quod fidelis meus, Nicholaus de Lenhout, quicquid in decima de Linseles adversus ecclesiam Beate Marie de Segnebecha reclamaverta, ipsi ecclesie clamavit quitum ex toto, et totum deguerpivit, et nichil in ea juris se habere nec quicquam de catero exaucturum esse coram me et meis hominibus, Petro de Maisnil, Ernalde de Armentieres, Sigero de Perencies, Eustacio de Dixmuda, Reinelino de Lampernesse, Helgoto de Spaig, et aliis pluribus qui interfuerunt, cognovit. Quod ut ratum teneatur et pacifice suam decimam ecclesia in processu temporis possideat, presens memoriale exinde conscribendum et sigillo meo communiendum esse decrevi.
[Actum anno Domini MVLXXXXII].