Niet ingelogd - Inloggen
< vorige

BRU-AGSB-Z-46

Algemene gegevens

Opmerkingen analytische datum: Callewaert(1), 76, nr. 73: 'Novembre 1238'.

Type: Bevestiging door de vrouwe van Beselare van de verkoop van een tiende tussen Beselare en Moorslede door Theobaldus, zoon van de vrouwe van Passendale aan de abdij van Zonnebeke

Beschrijving: Margareta, vrouwe van Beselare, bevestigt dat Theobaldus, zoon van vrouwe Gertrudis van Passendale, en zijn echtgenote Mathildis, met instemming van hun oudste zoon Theobaldus, kanunnik te Komen, een tiende dat gelegen is tussen de parochies van Beselare en Moorslede en dat ze van Margareta in leen hielden, met toestemming van de vrouwe aan de abdij van Zonnebeke verkocht hebben. Na zich ervan overtuigd te hebben dat Theobaldus en Mathildis geen rechten meer konden doen gelden op de tiende, droeg Margareta die tiende over aan de abdij van Zonnebeke.

Opmerking: Callewaert(1), 76, nr. 73, voetnoot 1 verwijst naar de nummers 75 en 82; bij de beschrijving van de bron vermeldt hij: “attaché au vidimus confirmatif de l’évêque de Tournai, donné plus bas, n. 75.” // Callewaert(1), 76, nr. 73 vermeldt een kopie in Cartularium S, kap. 32, en in de Inventaire Diplomatique, p. 157. // Callewaert(1), 76, nr. 73 vermeldt een authentiek afschrift uit de 17de eeuw (zie BRU-AGSB-Z-48bis) // Callewaert(1), 76, nr. 73 vermeldt twee Vlaamse vertalingen uit de 17de eeuw, niet geauthentificeerd (zie BRU-AGSB-Z-46bis).

Tekst

test

[Overgenomen uit Callewaert(1), p. 76-77, nr. 73]

[p. 76] Universis Christi fidelibus presentem paginam inspecturis, ego Margareta, domina de Beveselare, notum facio quod Theobaldus, filius domine Gertrudis De Paskendale, et Mathildis uxor ejus, Theobaldo ipsorum primogenito, canonico de Camines, assensum prebente, totam decimam ultra Hulam rivulum in confinio parrochiarum de Beveselare et de Morcelide jacentem, quam de me tenebant in feodum, necessitate coram me legitime ostensa, ecclesie de Sinnebecka de consensu et voluntate mea vendiderunt [cum] omni jure quod iin ea habuerunt vel habere potuerunt et ad opus dicte ecclesie predictam decimam in manus meas legittime resignaverunt, fide mediante promittentes quod nunquam de cetero dictam ecclesiam super dicta decima per se vel per alium molestabunt. Ego vero Margareta, domina de Beveselare, hominibus meis per submonitionem meam judicantibus quod dicti Theobaldus et Mathildis ejus uxor in predicta decima nullum jus haberent vel habere possent de cetero, dictam decimam in manus meas legitime resignatam, cum omni jure quod in ea habui dicte ecclesie de Sinnebecka, pro salute anime mee et predecessorum meorum, libere contuli et concessi perpetuo possidendam, et ab omni judo dominationis mee et a jure feodali liberaliter absolvi.

Hiis autem interfuerunt Obelinus de Nova Ecclesia; Hannekinus de Lene; Willelmus de Westhofe; Walterus de Oosthofe, homines

[p. 77] mei et pares ipsius Theobaldi; dominus Johannes decanus christianitatis de Rolleirs et presbyter de Beveselare, Rogerus canonicus de Sinnebecka; David de Linde clericus et Johannes frater ejus. In hujus rei testimonium presentem cartulam sigilli mei munimine roboravi.

Actum apud Beveselare, anno Domini millesimo ducentesimo trigesimo octavo, mense novembri.