Niet ingelogd - Inloggen
< vorige

BRU-AGSB-Z-58

Algemene gegevens

Analytische datum: 26-02-1277

Opmerkingen analytische datum: Callewaert(1), 130, nr. 118: '3 Mars 1277'. // Uitgaande van het gebruik van de paasstijl, werd het jaartal aangepast. // Sint-Matthijs zou op 24 februari vallen, en 24 februari viel in 1277 op woensdag; daaruit zou volgen dat de vrijdag na Sint-Matthijsdag 1277 op 26 februari viel.

Type: Aanstelling tot hoofdman van een boterrente te Klemskerke ten voordele van de abdij van Zonnebeke

Beschrijving: Lamin die Corenbitre en meester Gheraerd van Gonpi, kanunniken van Sint-Donaas in Brugge, verklaren dat Lammin filius Boudens voor de volle wet van de proosdij te Brugge verscheen, en wettelijk hoofdman werd van heer Jans van Ypre, voor een rente van een wagen boter per jaar ten voordele van de abdij van Zonnebeke, gevestigd op stukken grond te Klemskerke.

Opmerking: Callewaert(1), 130, nr. 118 vermeldt: "Original sur parchemin, avec deux sceaux brisés en cire brune pendant à double queue de parchemin, aux Archives du Séminaire, fonds Zonnebeke, n. 58. Copie dans un vidimus, donné le 12 juillet 1413 par Jacques de Walle, abbé de Warnêton, et dont l'original est conservé aux Archives du Séminaire, fonds Zonnebeke, n. 59. A cet original est appendu le sceau détérioré, avec contre-sceau intact, de Jacques de Walle. Cet abbé n'est pas renseigné dans la liste chronologique des abbés de Warnêton donnée par la Gallia christiana et le Chronicon abbatiae Warnestoniensis, Bruges, 1852. La langue du document à été quelque peu rajeunie."

Tekst

test

[Overgenomen uit Callewaert(1), pp. 130-131, nr. 118]

[p. 130] Die here Lamin die Corenbitre ende meester Gheraerd van gonpi, canoeneke van sinte Donaes in Brugghe, doen te verstane allen den

[p. 131] Goenen die dese lettren sullen sien iof horen lese, dat cam vor ons in die vulle wet van sprosnes vierschare van Brugghe, Lammin f. Boudens ende ward wettelic hoftman ser Jans van Ypre, ter kerke boef van Zinnebeke, van here wage boetren siaers te gheldene telken Sinte Maertins messe, up vive ymete lands lichtelic min iof me, ligghende binnen den ambochte van Clemskerke, ’t welke land heet die Yls ende die Delfstrinc, ende Hyl ende Hylsbelc. Ende ome dat wie vorseide canoeneke willen dat dese dinc blive vast ende gestade, so hebben wie dese lettren gheseghelt met onsen seghellen utanghende.

Dit was ghedaen vrindaghes na sinte Mathysdagh, anno Domini M° CC° LXX° sexto.