Niet ingelogd - Inloggen
< vorige

BRU-AGSB-Z-83

Algemene gegevens

Analytische datum: 03-07-1349

Opmerkingen analytische datum: In 1349 viel de eerste vrijdag van juli op 3 juli.

Type: Bekendmaking door de baljuw en mannen van de Zaal van Ieper van het verloop van een reeks processen betreffende grond te Hooglede

Beschrijving: De baljuw van de Zaal van Ieper en de mannen van de graaf van Vlaanderen laten weten dat Roelf en Willem Damman voor het hof van de Zaal van Ieper verschenen. Het verslag van wat voorafging volgt: Roelf eiste voor de vierschaar van de heerlijkheid van de abt van Zonnebeke 15 gemeten land op, gelegen te Hooglede onder het gezag van de abt van Zonnebeke; iedereen die aanspraak zou maken op die grond, werd op de volgende dingdag gedaagd. Jan vanden Broucke Jans sone maakte aanspraak op de grond, en ondersteunde zijn claim met een charter, inhoudende dat de grond eeuwig vercijnsd werd aan Willem Baillenier, dat die grond bij ieder overlijden of bij iedere verkoop verheven moest worden, en onverdeeld moest blijven. Hij toonde ook twee andere charters, die te Hooglede bezegeld werden, maar bekende dat die van geen waarde waren, omdat zijn vader ze niet door de vierschaar van de abt van Zonnebeke had laten zegelen, zoals gemoeten had. De grond behoorde immers aan de abt. Zowel Jan als Roelf eisten de grond op. De schepenen van Zonnebeke vroegen advies aan de schepenen van de Zaal van Ieper, en handelden volgens dat advies tijdens de daaropvolgende dingdag te Zonnebeke: Roelf mocht de grond houden tot iemand er meer aanspraak op zou kunnen maken; Jan werd beboet. De broer en zus van Jan vanden Broucke trokken naar de ontvanger van de graaf van Vlaanderen, ze claimden dat de grond niet onder de abt viel, maar onder de graaf, en eisten de grond voor zich op. De ontvanger had echter goede redenen om aan te nemen dat de genoemde grond wel onder de abt viel, en niet onder de graaf. Bovendien had de broer van Jan vanden Broucke katelen aanvaard op die grond, voor welk feit hij voor de wet van Kortrijk gebracht werd (van welke stad Roelf en Willem poorters waren) en beboet werd. De moeder van Jan vanden Broucke ging op audiëntie bij de graaf van Vlaanderen om haar beklag te doen, en deze zaak was nog steeds hangende in audiëntie. Jan vanden Broucke en zijn aanhangers uitten valse beschuldigingen tegen Roelf en Willem, die voor de doorgaande waarheid van de graaf van Vlaanderen te Izegem werden gedaagd; daar probeerden zij aan te tonen dat de geuite beschuldigingen vals waren, en dat zij de grond bij wettelijk vonnis verkregen hadden, zodat ook de doorgaande waarheid hen die grond niet zou kunnen afnemen. De baljuw zei echter dat het hof op wettige wijze samengeroepen was, en dat het een uitspraak moest doen; er werd advies gevraagd aan de schepenen van de zaal van de graaf van Vlaanderen. Deze instantie gaf toe bekend te zijn met de zaak, en zei ook dat niemand ooit het recht van de abt van Zonnebeke betwist had. Men kwam tot de conclusie dat de beschuldigingen tegen Roelf en Willem vals waren, en op de eerstvolgende doorgaande waarheid te Izegem zou men uitzoeken wie deze geuit had, en die persoon bestraffen.

Opmerking: In het archief van het Groot-Seminarie van Brugge bevindt zich ook een kopie (datum onbekend).

Tekst

[VOORLOPIG]

test

Wie Jehan Hauweel Robbrechts sone te dien tiden bailliu mins heren van Vlaendren van zire zale van Ypere, Jehan Hauweel Stevens sone, Bouden van Holebeke, Jan van Zelebeke, Heinryc Daniel Bouden de Medem, Bouden Remy, Bouden Terninc, Roegier Vierdinc, Jan vanden Eechoute, Maertin de Corte, ende Heinryc de Vleeschauwere manne mins heren van Vlaendren, doen te wetene allen den ghonen die desen chaertre sullen sien of horen lesen dat in vullen hove wettelike ghemaect inde zale mins heren van Vlaendren tYpre ende in presentien van mijn here Janne Bernagen te dien tiden hoghe bailliu van Ypre, Roelf Damman ende Willem Damman ende maecten hem hofs werdich ende werden wettelike ontfaen in wetten ende togheden daer met rade ende met talemanne dat up tiden die leden sijn de vorseide Roelf Damman cam te Zinnebeke in sabts vierscare van Zinnebeke al wettelike ghemaect ende sprac so wel ende so wettelike te vichtiene ghemete lands lettel min of meer ligghende inde prochie van Hoghelede ende onder minen her den abt van Zinnebeke so verre dat een Jan Mecke hi ende alle andere die enich recht souden weten te heesschene an dien selven grond werden ghewyst te daghene sondaeghs inde kerke te hoghelede omme te Zinnebeke te wesene ter vierscare ten naesten dinghedaghe omme te hoorne ende te verstane trecht dat sire an heesschen wilden ende alsoes de daghinghe ter vierscare ghewijst was, also wasser ghedaen wel ende wettelike ende ten naesten dinghedaghe daer naer kenlijc ghemaect soffissantelike alsoes costume vander vierscare ghedraght ende te dien selven dinghedaghe so spracker de vorseide Roelf Damman toe so verre ende al wettelike dat hem daer appareirde in vulre vierscare een Jan vanden Brouke Jans sone als houtste hoir wesende van Janne vanden Brouke sinen vader ende toghede enen chaerter gheseghelt metten seghelen sabts ende sconvents in dien tiden van Zinnebeke dewelke wel mentioen makede dat een Willem Baillenier[?] ghenomen hadde te eenen erveleken chense te houdene eewelike ende ervelike vander kerke van Zinnebeke tvorseide land ende makede ooc mentioen verhef der af te ghevene der kerke van Zinnebeke telker dood ende telken datment vercochte ende dat ment niet spliten mochte maer dadt een gheheel moeste houden alsoost claerlike blijct uten selven chaertre den welken hi selve voor hem drouch ende toghede oec twee andere chaerters gheseghelt metten seghelen der scepenen mins heren van Vlaendren in Hoghelede mentioen makende vanden zelven gronde alsost bleec biden lesene vanden zelven chaerters dewelke twee chaerters gheseghelt met scepenen seghelen van Hoghelede hi verkendde voor den abt ende convent van Zinnebeke voor haerlieder vorseide wet ende voor vele goeder lieden die daer voor oghen waren de vorseide twee chaerters van gheenre werde wesende ende kende dat de grond behoorde te wetten ende te vonnessen onder minen here den abt vorseid ende daer voor scepenen ende badt minen here den abt omme gode[?] van wat datter Jan vanden Brouke sine vader an mesdaen mochte hebben dat hi ware ghetrocken onder anderen her danne onder den abt van Zinnebeke daer dese grond gheleghen es dat hijt beteren wilde ten segghene van minen here den abt ende vanden ghenen die hi tsinen rade nemen soude willen ende daer of hi dede wel seker met goeden soffissanten lieden ende voort hi dede wel zeker wet ende vonnesse daer ter vierscare te ghemetene vanden vorseide grond ende daer de vorseide Jan vanden Brouke Jans sone drouch al den vorseiden grond al gheheel an hem ende al wettelike den welken vorseiden grond Roelf Damman vorseit hem daer al wettelike wederstont ende dinghede daer ter vierscare de vorseide paertien so wettelike dat na tale ende na wedertale ende naer alle de wettelijcheden diere waren toe ghebesecht waren de here maende scepenen vanden rechte dewelke scepenen wijsden naer al dats voor hemlieden commen was dat sire up den tijt van doe niet so vast no so vroed of waren sine namens hare vorst al wettelike binder welker vorst de vorseide scepenen mins heren sabts van Zinnebeke trocken ande scepenen mins heren van Vlaendren van zire zal van Ypere omme raed te hebbene wat si metter voorseide zake te doene hadden naer al dats voor hemlieden commen was dewelke scepenen vander zale van Ypere neerenstelike anesiende tgene dat de vorseide scepenen mins heren sabts van Zinnebeke toe togheden voor hemlieden commen wesende ende naer alle de wettelijcheden diere toe ghebesecht waren hem lieden raed gaven den welken raed de vorseide scepenen mins heren sabts van Zinnebeke wel hebbende onthouden ten naesten dinghedaghe up haren banc wesende werden ghemaend de vorseide vorst te hutene ende recht ende wet der af te wisene naer al dats voor hemlieden commen ware de welke wijsden na tale ende na wedertale naer alle den wettelijcheden diere voren toe ghebesecht waren ende mids den goeden rade van scepenen vander zale van Ypere daer si hem mede beraden hadden dat de vorseide Roelf Damman voordan paisivel bliven zouden upden vorseiden grond toter tijt ende toter wilen datter yemene came diere beter recht an wiste te heesschene omme twelke Jan vanden Brouke was ghewijst in boeten jeghen den here ende jeghen de partien ende dit altoos wesende ghedaen in tiden als Roegier Diederijr bailliu was van Ypere hem als bailliu no niemene anders van mins heren weghe van Vlaendren no partien yet der jeghen seghede ne niemene hem enichsins der of dolerende, niet omme dat dit ghedaen ende al wettelike alsoos vorseid es de broedre ende zustre van Janne vanden Brouke vorseid trocken voor Bouden Goliase[?] te dien tiden hem draghende als over ontfanghere van Vlaendren ende volghden als omme den vorseiden grond te haren bouf te hebbene hem doende te verstane dadt onder minen here van Vlaendre gheleghen ware nochtanne datmen diere selver grond niet spliten mochte alsoos vorseid es ende daer voor Bouden Goliase[?] als ontfanghere vorseid waren so vele goede redenen ghetooght van minen here den abt van Zinnebeke ende van Roelf ende Willeme Dammans als partien namelike dat min here de abt hadde in goeder possessien der af ghesijn nader teneure vanden eersten goeden houden chaertre diere Jan vanden Brouke zelve af toghede ende dat up tiden verleden voor de nieute van drien jaren de abt Hughe van Zinnebeke biden rechte dat hem dochte dat hire toe hadde dede spreken so wel ende so wettelike te Zinnebeke inden clooster in wetteliken hove ghemaect van sijns selfs mannen mijn here Willem van Staden, Woubrechte van Rosebeke, Janne vanden Helleackere ende andere die hi maecte omme deser selve cause wille ende hilt up desen selven vorseiden grond twee wettelike daghen of meer ende veursten[?] die de manne namen ende Jacobbe vander Asselt te dien tiden hogheballiu van Ypere van mins heren weghe van Vlaendren metgaders twee mannen mins heren van Vlaendren of meer tallen dachvaerden voor oghen wesende omme te besiene of menre wel wet of doen soude ende doe so rees de nieute up vanden drien jaren ende wert min here de abt Hughen vanden selven partien ende anderen bi nieuten uten lande gheiaeght? ende van deser gramscepe ende andere wart de vorseide abt ende bleef langhen tiden nader vorseide nieute vernieft[?] omme dwelke de vorseide abt die nu es abt ghemaect was langhe na der vorseide niete[?] ende binden levene van minen here Hughen vorseid ende aldus bider nieuten[?] her bleef dat menre nemmeer toe mochte doen ende bleec al claer bi der redenen vorseid dadt onder minen here van Vlaendren niet lighen mochte want hadt onder minen here van Vlaendren gheleghen de vorseide bailliu die behendich ende subtyl was omme minen here van Vlaendren te behoudene al dat hi bi redenen sculdich ware te behoudene dier altoos met mins heren mannen voer oghen ende present was ne hadde gheensins ghedoeght daer int hof der of te handelne ende ute dese redenen ende vele anderen diere toe ghetooght waren, so scieter de vorseide ontfanghere of segghende hadde Jan vanden Brouke haerlieder broeder de zake ghewonnen alsoose hem al wettelike ontwyst was sine hadden nemmer ghetoeght dadt onder minen here van Vlaendren gheleghen hadde gheweist alsoost blijct naden beleede ende boven al desen so cam de broeder van Janne vanden Brouke ende anevaerde cathele staende upden zelven grond omme dwelke so vele wettelijcheden ghebesecht waren voor de wet van Cortrike daer de vorseide Roelf ende Willem Ammans poorters sijn dat de broeder vanden vorseiden Janne vanden Brouke bider wet vander vorseide stede van Cortrike ghewijst was inde boete omme dat hi poorters cathele van Cortrike gheanevaert hadde daer si bi goeden wetteliken vonnessen toecommen waren ende boven al desen so es commen de moeder vanden vorseiden Janne vanden Brouke ter audientien mins heren van Vlaendresn ende heift hare ghedoleirt vander selver sake so verre dadt inde audientie hanct ende ghehanghen heift ende noch hanghende es ende omme alle de redenen ende wettelijcheden vorseid ende de zake in mins heren audientie van Vlaendre hanghende es de vorseide Jan vanden Brouke ende sine aneclevers en hebben niet ghelaten si en hebben weghen ghesocht omme met valscheden te doene bedraghen ende sijn oec bi haren toedoene bedraghen Roelf ende Willem Dammans vorseid inde duerghinghe warede mins heren van Vlaendresn tYsighiem in tween manieren alsoos mannen ende scepenen wel kenlijc es dat de bedraghen inhadden omme dwelke de vorseide Roelf ende Willem Dammans met rade ende met talemanne togheden ende zeiden dat si daer camen als sijt eerst wisten ende dat wettelike hof ghemaect was ende togheden dat si waren bedraghen met valscheiden ommebeder[?] dat si bi wette liken vonnessen ten vorseiden grondt commen waren ende zeiden van als verren als de vorseide zake den mannen kond ende kenlijc ware dat hem dat ware[?] scoudich werdich te wesene ende datmer de manne niet kenlijc of ware dat beden si niwaers te doene te zulker tijt ende met zulken berecht als de mannen wisen zoude dat si scoudich waren te doene ende zeiden dat costume ende usage daer int hof ware dat te wat tiden dat hem partien doleirden dat si met valscheiden bedraghen waren ende si camen al eer datter boete of mesdaet of ghewijst ware ende men dat niwaers doen mochte ten zegghene vanden mannen datmen scoudich ware dbedrach te vervalsene ende te nieuten te lecghene ende daer si waren ghevallen in possessien bi wetteliken vonnese in plaetsen van gronde van erfachtichede dat de bedraghe van duerghinghen wareden niet van werden wesen mochten omme hemlieden ute possessien te stekene, want int cas daermen aldus doen mochte gheve vonnessen souden ghehouden moghen wesen want partien die van ghedinghe te vallen souden souden altoos hare wederpartien met valscheden doen bedraghen ende huere ende miede[?] der af gheven omme den haren weder te ghenakene dat hem wettelike ontwijst zoude wesen ende eeschen over een recht dat mense hier of hilde in rechte ende in wetten ende inde goede costume ende usage vanden hove dwelke ghetooght ic bailliu vorseid andworde ende zeide dat ment nemmer vervalschen no te nieuten doen soude omme de redene dat manne ende scepene dbedraghe al wettelike hute ghegheven hadden ende an hem ghedraghen ende de vorseide bedraghe delivereird[?] waren ten scependomme wet doende ende bi vele anderen redenen diere toe ghetoeght waren, so verre dat naer tale ende naer wedertale ende naer al dats voor de manne commen was ende na den goeden costumen ende usagen vanden hove de manne ghemaend waren dat sire wet ende recht vonnesse of wisen souden ende stappans de mannen trocken te rade met scepenen vander zale mins heren van Vlaendren ende alle eens wesende de manne wijsden omme bed dat si wel gheinformeirt waren ende hemlieden wel kond ende kenlijc waren de zaken alsoes si voren gheseit ende ghetoeght sijn ende noit voor hemlieden hem yemene doleirde min here de abt van Zinnebeke ne hadder wel de wettelijcheden of ghedaen doen ende alsoos hem toebehoorde ende bi vele anderen sconen redenen diere de mannen toe togheden dat de bedraghe die up Roelf Dammanne ende up Willem Dammane ghedaen waren beede valsche waren ende te nieuten wijsden ende dat sire zuver ende quite of scoudich waren te wesene ende datmen inquereren soude in deerste duerghinghe warede van Ysighem wie dese valsche bedraghe hadde ghedaen ende wiese der toe gheheurt hadde ende wiere hoere ende […?]ede of ghegheven hadden ende dat menre danne correxie of dade alsoos costume vanden hove ghedraeght ende omme dat alle de vorseide zaken waren ghedaen ende vuldaen met allen den wettelijcheden ende sollemniteiden diere toebehoorden te wesene ghedaen ende niet min ende wi willen dat si bliven goed vast ende ghestade ten eeweliken daghen so hebben wi bailliu ende mannen vornomt desen chartre beseghelt hutehanghende met onsen propren seghelen, ende wie Jehan Bernage ruddre te dien tiden hoghe bailliu vander stede ende castelrie van Ypere omme dat wi tallen den vorseiden zaken wesende ghedaen wel ende wettelike inder selver manieren dat vorseid es present ende voer oghen waren ende wi willen dat si bliven goed vaste ende ghestade ende wel ghehouden ten eeweliken daghen so hebben wi metgaders den bailliu ende mannen vornomt desen chaerter beseghelt met onsen propren zeghele dewelke was ghemaect int jaer ons heren M CCC neghene ende veertich upden eersten vrindach van hoymaend

test

Hoghelede

Van .xv. ghemete[n] lands in hooghelede onder ons heerlichede va[n] zu[n]nebeke vallen[de] alle Jare de[n] xix.e[n] Jn Junij be[...?] anno lxxiiij

Chartere raekende de preeminentie[n] en[de] diuersche pretendante[n] van de xv ghemete[n] Lants anno 1349